199(9): 4Ever in my life

09-12-2016 10:41

2016 Zal de boeken in gaan als het jaar dat een lange rij van bekende muzikanten is overleden: David Bowie, Glenn Frey (The Eagles), Maurice White (zanger Earth, Wind & Fire), Toots Thielemans, Prince, George Martin, Emerson en Lake (Palmer weet nog aan de zeis te ontkomen) en Leonard Cohen. En deze lijst is nog lang niet volledig. 

In de jaaroverzichten staat de dood centraal. Er wordt veel aandacht besteed aan Bowie, Cohen en ook Nick Cave. Dit laatste vanwege het overlijden van zijn zoon. Logisch omdat zij dit jaar nieuw werk hebben uitgebracht met verwijzingen naar hun aanstaande overlijden of in het geval van Cave op hartscheurende wijze zijn gemis met de luisteraar deelt. Hartstikke relevant dus. Die relevantie geldt in (veel) mindere mate voor The Eagles, Earth, Wind & Fire en helaas ook voor Prince.  

Vanuit journalistiek oogpunt begrijp ik het helemaal. Prince vierde zijn hoogtijdagen in de jaren tachtig. Dat ligt een generatie achter ons. Na het midden van de jaren negentig was het artistiek gezien allemaal wat minder; uitschieters daargelaten. Om de dood van Prince in het decembernummer van mijn lijfblad OOR te beschrijven als 'een domme, fatale vergissing, begaan door een verslaafde' doet echter wel zeer. Ook de zinsnede dat 'het 'suffe' karakter van zijn dood de status van Prince geen goed doet' is pijnlijk.    

Prince was namelijk een genie. En ik mis hem. Ik mis hem heel erg. Ik wil andere dingen over hem lezen dan gememoreerde kille woorden. Ik wil uitgebreide terugblikken over zijn carrière absorberen. Ik wil analyses horen over de betekenis van Prince voor de muziek. Ik wil zicht krijgen op zijn laatste maanden, zijn gevecht tegen de pijn, zijn plotselinge overlijden. Van Amy Winehouse is een indrukwekkende documentaire (Amy) gemaakt. Iets dergelijks zou Prince ook toekomen. Maar niets van dat alles. Tot dusverre blijft het ijzig stil.    

Prince heeft zijn leven gegeven voor de muziek. Het stroomde uit elke porie van zijn lichaam. James Brown noemde zichzelf 'the hardest working man in showbusiness' maar volgens mij komt Prince deze titel toe. In zijn eigen Paisley Park, nabij Minneapolis, was hij zo ongeveer dag en nacht bezig met het maken van nieuwe muziek. Al zijn kwaliteiten balden zich samen op het podium: een totaaltheater van muziek, show, geilheid en passie. En hij beperkte zich vaak niet tot één optreden per avond. Zijn after-shows, waarin hij alle kanten op jamde (tot jazz erupties aan toe), zijn legendarisch.

Zijn laatste tour is van een totaal andere orde. De titel zegt al waar het voor staat: 'Piano & Microphone'. Een one-man-show, Prince zingend aan de piano. Zonder spreidsprongen, dat kon zijn lichaam niet meer aan bleek later, zonder een hele entourage. Wat nog steeds hetzelfde is: het publiek is in extase. Terug naar de bron, naar de wijze waarop zijn vader optrad. Het lijkt wel of de cirkel daarmee rond is. Zijn laatste optreden is exemplarisch voor zijn werklust: op 14 april, zeven dagen voor zijn dood, doet hij twee shows op één avond in Atlanta's Fox Theatre. Waarbij hij David Bowie nog eert door zijn Heroes te zingen... En waar hij op zijn vlucht naar huis een noodstop moet maken om zich te laten onderzoeken in een ziekenhuis. 

De prijs die Prince voor de muziek moet betalen is veel te groot. Wat is het toch in-en-in triest dat Prince Rogers Nelson, de man die zoveel harten sneller heeft doen kloppen, in totale eenzaamheid zijn laatste adem uitblaast in de lift van zijn eigen Paisley Park.