159 Waarom musea prikkelen
Musea worden al maar interessanter. Exposities werken geest- en blikverruimend. Zetten aan tot nadenken, maken nieuwsgierig en zorgen ervoor dat ik verder op onderzoek uitga. Wikipedia is een leuke opstap maar je voelt pas echt wat de kunstenaar bedoelt wanneer je zijn/haar werk in levende lijve aanschouwt. Ik heb twee recente voorbeelden.
In 2015 is het 125 jaar geleden dat Vincent van Gogh is overleden. Voldoende reden om het Van Gogh-jaar in diverse Europese landen te organiseren. Vanzelfsprekend ook in het Vincent van Gogh museum. Wanneer Vincent nu vanuit een leunstoel zou kunnen zien wat er met zijn werk gebeurt, dan zal hij tevreden vaststellen: missie geslaagd. Maar hij mag zijn schoonzus Johanna hiervoor op zijn blote knieën danken. Zij heeft zijn werk onder de aandacht gebracht en heeft de collectie redelijk bij elkaar weten te houden. Uiteindelijk is deze overgedragen aan de Nederlandse Staat.
Na 27 jaar zonder een doel door het leven te hebben gedoold, het type 12 ambachten 13 ongelukken, stelde Vincent zijn leven in dienst van de schilderkunst. Mede mogelijk gemaakt door de maandelijkse toelage van zijn broer Theo. Theo is overigens de overgrootvader van de Theo van Gogh die wij kennen en die in 2004 op zo'n laffe wijze is vermoord. In de tien jaar dat hij actief kunstenaar was heeft Vincent een forse collectie bijelkaar geschilderd. In zijn sterfjaar, 1890, produceerde hij meer dan één schilderij per dag. Het staat bekend als zijn mooiste werk. En dat voor een rusteloze ziel, een moeilijke man, die de ene zenuwinzinking op de andere liet volgen. Die zichzelf liet opnemen in een inrichting, een deel van zijn oor afsneed en zichzelf uiteindelijk om het leven bracht door zich in zijn borst te schieten.
David Bowie is een kunstenaar die nog leeft. Bowie is een creatieve duizendpoot. Ga maar na: toneelspeler, kledingontwerper, videoclipregisseur, filmacteur, schilder, componist en tekstschrijver. Maar het grote publiek kent hem vooral als zanger en trendsetter in de jaren zeventig. Het Groninger Museum heeft als zevende en laatste stad in de wereld de mogelijkheid gekregen om via 300 objecten uit het persoonlijk archief van Bowie iets meer te weten te komen over deze mysterieuze kameleon. Handgeschreven teksten, kleding, foto's, hoesontwerpen en natuurlijk muziek, filmfragmenten en concertopnames. Al deze elementen geven de man een gezicht. Maar wel een gezicht wat van het ene op het andere moment kan veranderen.
Mijn ingang in het bowietijdperk zijn de door de fans verfoeide maar voor de Brit zeer lucratieve jaren tachtig. Zonder de jarenzeventigbagage is Let's Dance gewoon een heerlijk album (dank je wel Nile Rodgers) die prima past in het tijdsbeeld. De eerdere hits heb ik altijd wel prettig gevonden (met Heroes als uitschieter) maar niet meer dan dat. De tentoonstelling zoomt bijna volledig in op de periode tot Let's Dance (1983). Dat gebeurt op zo'n intrigerende wijze dat ik meer wil weten. En vooral meer muziek uit de seventies wil luisteren. Ondertussen heb ik al vijf vinylplaten uit die periode gekocht (leve de tweedehandsmarkt) en er gaat een nieuwe wereld voor mij open.
En dat is dus de meerwaarde van een museumbezoek. Het is niet alleen maar staren naar de kunst die aan de muur hangt of is uitgestald in een vitrinekast. Je denkt al het een en ander te weten maar er is altijd meer. Nieuwe deuren worden geopend. Laten we de musea en het culturele erfgoed in Nederland vooral koesteren.